De Provinciale Staten-verkiezingen staan voor de deur en dat behelst zoals bij iedere electie een ritueel. Enerzijds heb je partijleiders die zich een Messias-profiel aanmeten om het volk te behoeden voor een of ander gevaar. Dat gevaar kan van alles zijn en hoeft zeker niet te maken te hebben met de reikwijdte van in dit geval de Provinciale Staten (PS). Zo somde Jesse Klaver onlangs in een speech een reeks aan issues op (waaronder de oorlog in Oekraïne) waar de PS noch de Eerste Kamer over gaan.1 Anderzijds heb je de media die te pas en te onpas het label populist plakken op dit soort uitlatingen. Maar wat betekent het woord populist nu precies? En wie is het volk in dit verband?
Volgens de sociale wetenschappen2 wordt een populist gedefinieerd als iemand die altijd namens het volk meent te spreken, waarbij het volk wordt voorgesteld als een afgebakende, homogene groep. De daartegenover gestelde vijand is de elite ofwel de gevestigde orde. De populistische leider is meestal een charismatische figuur en stelt zichzelf daarbij voor als de enige die het echte volk vertegenwoordigt. De populist is naast anti-elitair ook anti pluralistisch, want hij beweert dat alleen hij het volk vertegenwoordigt.
Deze vorm van identiteits-politiek is niet voorbehouden aan rechtse partijen. Zo volgt uit een onderzoek van Otjes & Louwerse naar stemgedrag binnen ons parlement dat populisme een gelijkelijke verdeling kent over zowel de meest linkse als de meest rechtse flank.3
Tevens moet gesteld worden dat het woord populist met tijd en plaats verschillend wordt geïnterpreteerd. De oorsprong van het woord is het Latijnse “populus” en betekent volk. Het woord populisme bevat een mate van vaagheid, en over de definitie wordt nog gesteggeld. Het is ook niet per definitie goed of slecht, maar in Nederland wordt het vaak gebruikt als een negatieve term. Populisme kun je ook niet zien als een zwart-wit term. Een populist kan je een politicus niet noemen, maar populistisch wel. Je moet het dus als een schaal zien.
Het getekende gevaar van populisme voor democratie is dat het om een teneur van een buitensluitende vorm van identiteitspolitiek vraagt. Democratie vereist pluralisme en de erkenning dat we billijke voorwaarden moeten vinden om met elkaar samen te kunnen leven. Het beeld van een homogeen, authentiek volk klopt hierin simpelweg niet.
Bij een lezing van de oorzaken van populisme door sociale wetenschapper Rosanvallon4 komt een aantal zaken naar voren: hij erkent een probleem met de substantie van het volk. Het volk als gegeven (na of door de democratische revolutie) is onbepaald geworden. Het is een getal, een kracht die bestaat uit gelijken. Het contrast met het volk van ‘vroeger’ is dat het eerder veelal te linken was aan bepaalde instanties zoals de kerk. Een goed voorbeeld hiervan is de verzuiling in Nederland ten tijde van het interbellum, de reden waarom de populisten toentertijd geen grond kregen in Nederland maar wel in de rest van Europa. De afstand van de populist tot het volk was groter omdat de verschillende echelons van het volk nog deel uitmaakten van genootschappen, groepen en parochies. De politieke of sociaal-maatschappelijke mening was op de een of andere manier aan een of ander instituut verbonden. Het is dan ook begrijpelijk dat de NSB er niet doorheen komt ten tijde van de verkiezing van 1937.
Evenwel zie je een toenemende mate van onzichtbaarheid van het volk gevoerd door onder andere de democratische revolutie. De eis van gelijkheid leidt namelijk tot het abstraheren van het sociale, doordat het individu wordt verheven tot principe ervan. In onze democratie heeft het volk geen vorm meer. Het wordt feitelijk een getal, dat wil zeggen, een kracht die bestaat uit gelijken en uit volgens de rechtsstaat zuiver gelijkwaardige individualiteiten. Er is een onbepaaldheid van het subject van de democratie ingetreden. Het moet dus voortdurend worden benaderd vanuit zowel een politieke visie als een intellectuele opstelling.5 Met andere woorden: het volk is onvindbaar geworden.
Deze atomisering van het volk, in plaats van bijvoorbeeld de organisatie van het volk in verschillende sociale zuilen maakt de weg vrij voor een populist om een volk als geheel opnieuw te definiëren.
Populisme is niet het enige symptoom van de onvindbaarheid van het volk. Je zou kunnen stellen dat alle vormen van identiteits-politiek hieruit ontstaan en dat dit een probleem is dat inherent aan de democratie is.
De ‘you are either with us or against us’ retoriek is terug te vinden in de benadering van bijna alle onderwerpen van nu: klimaat, corona, stikstof, immigratie, etc. en dat komt omdat een mening nu structureel lijkt te worden verbonden aan een bepaalde identiteit.
Populisme kan dus worden gezien als een symptoom van het geatomiseerde, onvind-bare volk. Het is evenwel niet de enige vorm van identiteitspolitiek die hieruit ontstaat. Wat duidelijk is, is dat geen van deze retorica echt verenigbaar zijn met de fundamentele waarden van de democratie.
1 YouTube-kanaal GroenLinks, 4 februari 2023
2 Müller, Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2017, p. 17
3 Otjes & Louwerse, Political Studies 2015, afl. 63(1)
4 Rosanvallon, Vantilt, Nijmegen 2019, p. 146 e.v
5 Idem
Geschreven door: M.M.J Delescen