Geschreven door Kilian Ruiter
Men hoort wel eens dat advocaten geen al te beste reputatie hebben bij het declareren van hun uren. Wie ooit eens de Amerikaanse misdaadserie The Wire heeft gezien, kent ongetwijfeld de scene waarin de meedogenloze drugscrimineel Marlon Stansfield na een kort gesprek met zijn advocaat, laatstgenoemde instrueert om het gesprek ‘of the clock’ te halen.‘ Een ander voorbeeld komt uit een artikel van de NRC over interne misstanden binnen het kantoor van landsadvocaat Pels Rijcken.1 Velen onder ons kenden het prestigieuze kantoor natuurlijk al van de spraakmakende zaken die het kantoor namens de staat deed zoals de Urgendazaak of de Toeslagenaffaire. Maar naast deze beroemde en actuele zaken, werd het kantoor zelf ook al eerder voorpaginanieuws vanwege de immense fraude die door de notariële tak van het kantoor was gepleegd.
In het artikel van de NRC werden vooral interne toestanden binnen het kantoor uitgelicht. Een voorbeeld dat de krant aanhaalde, was dat er te veel druk werd gelegd op de commercialisering van het kantoor. Medewerkers werden door hun oversten onder druk gezet om meer uren te declareren. Gezien de angst die een beruchte fictieve crimineel voor zijn advocaat heeft of het enthousiasme dat het bestuur van een prestigieus topkantoor als Pels Rijcken om zoveel mogelijk uren te schrijven geeft al aan dat men zoveel mogelijk de grenzen probeert te zoeken bij het declareren van gewerkte uren. In dit artikel zal aan de hand van enkele tuchtrechtelijke uitspraken van het Hof van Discipline worden gekeken wanneer advocaten over de scheef gaan door excessief te declareren. Wat is de tuchtrechtelijke sanctie voor een dergelijke gedraging? Voordat de uitspraken worden besproken, zal eerst even kort worden besproken hoe het tuchtrecht voor een advocaat is ingericht.
Advocaten hebben een zorgplicht tegenover hun cliënt. Een zorgplicht die in artikel 46 Advocatenwet is opgenomen. Handelingen in strijd met die zorgplicht zijn onderworpen aan de tuchtrechtspraak. Cliënten die klachten hebben kunnen, nadat ze eerst met hun klacht naar de deken zijn gegaan, hun zaak laten behandelen door de tuchtrechter.2 De tuchtrechter weet alles van het werk van advocaten en kan dus goed beoordelen of een advocaat heeft gedaan wat van hem mag worden verwacht. In Nederland is dat de raad van discipline. Er zijn in Nederland vier raden van discipline in Amsterdam, Arnhem-Leeuwarden, ’s-Hertogenbosch en Den Haag. De raad van discipline kan advocaten die zich niet aan de regels hebben gehouden vijf verschillende maatregelen opleggen. Zo kan er voor kleinere overtredingen een waarschuwing of een berisping aan de advocaat worden opgelegd. De advocaat moet het in het vervolg beter doen om herhaling te voorkomen. Heeft hij het bonter gemaakt, dan wordt hij geschorst voor een bepaalde periode. Deze periode kan maximaal een jaar zijn. Hij mag dan zijn beroep een tijdlang niet uitoefenen. In zeer ernstige gevallen wordt de advocaat helemaal van het tableau geschrapt. Dat betekent dat hij niet langer als advocaat mag werken. Al deze maatregelen zijn gericht tegen de advocaat. Tegen uitspraken van de raad van discipline is hoger beroep bij het Hof van Discipline in ’s-Hertogenbosch mogelijk. Hoger beroep is enkel mogelijk als de raad van discipline de klacht (gedeeltelijk) ongegrond heeft verklaard. Verder is ook de verordening op de Advocatuur (hierna: Voda) onmisbaar om misstanden bij declaraties te kunnen vaststellen. Zo is er een verbod voor advocaten om resultaat gerelateerde constructies zoals een no cure no pay of een evenredig deel van het behaalde resultaat met de client af te spreken.3 Ook moet een advocaat voorafgaand aan de sluiting van de overeenkomst aan de client schriftelijk mededelen over de mogelijkheid van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, het redelijkerwijs te verwachten verloop van de zaak en de redelijkerwijs te verwachten specifieke kosten in deze zaak.4 Artikel 7.12 Voda geeft aan wat er allemaal in de overeenkomst tussen advocaat en client moet staan. Hierbij kan men denken aan financiële afspraken zoals het overeengekomen uurtarief van de advocaat en het verwachte financiële resultaat.
Allereerst moet er voorop worden gesteld dat de tuchtrechter volgens vaste jurisprudentie niet oordeelt over declaratiegeschillen. Hij beoordeelt enkel of er excessief is gedeclareerd. Om tot die conclusie te komen moet er worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval.5 Een klacht moet voldoende onderbouwt zijn. Van excessief declareren is in ieder geval geen sprake wanneer een client die bij het aangaan van bijstand op betalende basis bekend was met het systeem van gefinancierde rechtsbijstand, en achteraf niet kan klagen dat hij ook op basis van een toevoeging kon worden bijgestaan.6 Een ander geval waar de raad niet meeging in de eis van excessief declareren was in een huurzaak waar de klager in de tuchtprocedure het onnodig vond dat de verweerder (zijn voormalige advocaat) het volledige dossier had bestudeerd met als gevolg dat er volgens de klager zestig procent teveel was gedeclareerd. De raad maakte hier echter korte metten mee en oordeelde dat het niet ongebruikelijk voor een advocaat is om de stukken in de huurrechtkwestie te bestuderen. Bovendien is het sowieso niet aan de cliënt om te bepalen van welke stukken de advocaat wel of geen kennis mag nemen.7
In een uitspraak van 23 april 2018 kwam het hof tot een oordeel dat er sprake was van excessieve declaraties aan de kant van de advocaat.8 In die zaak maakte de advocaat aanspraak op onder meer een resultaat gerelateerd honorarium van dertig procent van het behaalde resultaat, een ongelimiteerd urenhonorarium en een vergoeding van buitengerechtelijke kosten door de verweerder. Alles bij elkaar opgeteld kwam de advocaat tot een bedrag 33.276, 12 euro. Een bedrag dat ongeveer 125 procent van de toegekende schadevergoeding van 26.250 euro was. Het hof was dan ook van oordeel dat deze aanspraken in geen enkele verhouding stond tot de aard en de omvang van de zaak, vanwege het simpele gegeven dat de verzekeraar al aansprakelijkheid had erkend en dus enkel de hoogte van de schade moest worden vastgesteld.9 Ook was de advocaat volgens het hof niet duidelijk tegenover zijn cliënt over de manier waarop zou worden gedeclareerd. Dit alles bij elkaar leverde de advocaat een voorwaardelijke schorsing van 13 weken. Bovendien moest hij ook nog afstand doen van het resultaat gerelateerde honorarium van ongeveer negenduizend euro.10
Het gebruik van resultaat gerelateerde constructies wordt sowieso niet door de tuchtrechtelijke instanties gewaardeerd. Los van het feit dat het sowieso al in strijd is met de Voda, concludeerde het hof in een uitspraak van 10 juli 2017 dat de resultaat gerelateerde beloning überhaupt niet met de client was afgesproken.11 Als de advocaat dan ook nog eens op een schimmige wijze ongespecificeerde uren had gedeclareerd, vond het hof een schorsing van vier maanden (waarvan drie voorwaardelijk) gerechtvaardigd vanwege het feit dat de advocaat in kwestie al meerdere letselschadezaken had behandeld en hetgeen de gedraging van de advocaat nog kwalijker maakte.12 In een soortgelijke zaak ging het hof echter over tot een voorwaardelijke boete van 15 000 euro.13 Ook hier had de advocaat excessief gedeclareerd gezien de aard en omvang van de zaak. Controversieel was hier ook dat de advocaat een bedrag van 5000 euro aan de cliënt vroeg om het griffierecht bij de kortgedingprocedure te kunnen betalen.14 Uit het dossier bleek vervolgens dat de advocaat het kort geding nooit heeft geëntameerd.15 Het is dan ook niet meteen duidelijk waarom het hof ook hier niet wederom een (voorwaardelijke) schorsing aan de advocaat oplegt met of in plaats van een (voorwaardelijke) boete.
Waarschuwingen en/ of voorwaardelijke schorsingen zijn niet echt bevorderlijk voor de reputatie van een advocaat, maar meestal overleeft een advocaat dat wel. Zeker als het morele kompas bij sommige advocaten ietwat gebrekkig werkt. Maar soms kan ook het ultieme nachtmerriescenario voor iedere advocaat uitkomen wanneer hij de grenzen van het declareren overschrijdt, namelijk schrapping van het tableau. Dit gebeurde bijvoorbeeld in een uitspraak van 6 januari 2017 waarbij het hof tot dit oordeel kwam nadat een advocaat niet binnen een redelijke termijn na beëindiging van zijn werkzaamheden zijn einddeclaratie naar zijn cliënt had gestuurd en afgerekend. Daarnaast had hij/zij ook nog eens excessief gedeclareerd. Als toelichting voor de excessieve declaratie had de deken in zijn bezwaar enkele argumenten genoteerd over de reden dat zes gedeclareerde uren onredelijk waren.16 Zo liet de advocaat voor een pro forma hoger beroep dagvaarding zestig minuten in rekening brengen. Voor een brief bestaande uit twee korte alinea’s met informatie van “huishoudelijke” aard had de advocaat in deze zaak tweeëndertig minuten genoteerd, terwijl een redelijk bekwame advocaat volgens de deken hooguit tien à twaalf minuten hiervoor nodig zou hebben. Voor een andere brief werden er vierentwintig minuten genoteerd terwijl er enkel kort werd medegedeeld dat de advocaat geen heil ziet in hoger beroep. Ten slotte werd voor het aanvragen van de toevoeging vijftien minuten in rekening gebracht. Het in rekening gebrachte honorarium stond volgens de deken niet in verhouding tot de verrichte werkzaamheden. Het hof was het hiermee eens. De grootste reden voor het hof om over te gaan tot schrapping van het tableau lijkt toch wel het structurele karakter van de in strijd met artikel 46 Advocatenwet geschreven gedragingen van de advocaat.17 Er waren al meerdere soortgelijke klachten over de laakbare handelswijze van de advocaat en de advocaat in kwestie al eerder eens tuchtrechtelijk was gewaarschuwd met veroordelingen in 2011 en zelfs met een voorwaardelijke schorsing in 2014.
Natuurlijk zijn de uitspraken die in dit artikel zijn besproken maar het topje van de ijsberg. Er zijn nog honderden uitspraken van de Raad van Discipline over excessief declareren. Het gaat te ver om die ook allemaal in dit artikel te betrekken. Door een paar (extreme) gevallen waarin het Hof van Discipline uitspraak heeft gedaan nader te bekijken wordt er hopelijk toch een goed beeld geschetst over de wijze waarop wordt bepaald of een advocaat zijn zorgplicht tegenover zijn cliënt schendt door excessief te declareren. Mocht er inderdaad voldoende grond aanwezig zijn om een dergelijk gedrag bewezen te achten, dan wordt de advocaat in de meeste gevallen veroordeelt tot een (voorwaardelijke) schorsing. Schrapping van het tableau (voor excessief declareren) zal vooral plaatsvinden wanneer een advocaat al meerdere tuchtrechtelijke veroordelingen op zijn naam heeft staan. Het is verleidelijk voor een advocaat om zoveel mogelijk uren op te schrijven. Voor een groot commercieel kantoor als Pels Rijcken met de Nederlandse staat als grootste opdrachtgever, lijkt het zoeken van de grenzen misschien minder bezwaarlijk, dan een advocaat van een klein of middelgroot kantoor die de grenzen van het declareren ten koste van een wanhopige cliënt opzoekt. Laatstgenoemden lijken uitsluitend voor de tuchtrechter te komen vanwege excessief declaratiegedrag.
1. https://www.nrc.nl/nieuws/2021/11/03/racisme-en-geschreeuw-bij-landsadvocaat-pels-rijcken-a4064169
2. Artikel 46 Advocatenwet.
3. Artikel 7.7 lid 1 Voda.
4. Artikel 7.11 lid 1 Voda.
5. Raad van Discipline ‘s Gravenhage, 17 november 2021, ECLI:NL:TADRSGR:2021:208, r.o. 4.
6. Raad van Discipline ‘s Gravenhage, 17 november 2021, ECLI:NL:TADRSGR:2021:208, r.o. 4.3.
7. Raad van Discipline Arnhem- Leeuwarden 13 september 2021, ECLI:NL:TADRARL:2021:232, r.o. 5.6 & 5.7.
8. Hof van Discipline 23 april 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:70.
9. Hof van Discipline 23 april 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:70, r.o. 5.1.- 5.4.
10. Hof van Discipline 23 april 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:70, r.o. 5.10.
11. Hof van Discipline 10 juli 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:151, r.o. 5.5.
12. Hof van Discipline 10 juli 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:151, r.o. 5.5.
13. Hof van Discipline 24 november 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:224.
14. Hof van Discipline 24 november 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:224, r.o. 5.8 – 5.10.
15. Hof van Discipline 24 november 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:224, r.o. 5.8.
16. Hof van Discipline 6 januari 2017, ECLI:NL:TADRARL:2017:44, r.o. 3.1 &3.2.
17. Hof van Discipline 6 januari 2017, ECLI:NL:TADRARL:2017:44, r.o. 6.1-6.5.